In het eerste deel van deze Badminton Science hebben we drie infectieziekten met elkaar vergeleken. We besproken het basaal reproductiegetal (R0) van mazelen, influenza en covid-19. In dit tweede deel bekijken we pro- en contra-argumenten omtrent immunisatie en de regelgeving binnen Badminton Vlaanderen, Sport Vlaanderen, Badminton Europe en de BWF.

Sportevenementen vormen een risico in de verspreiding van infectieziekten. Afhankelijk van het type evenement worden deelnemers, toeschouwers, officials en organisatoren in dicht contact met elkaar geplaatst. Binnen badminton is het risico afhankelijk van de context waarin de wedstrijden plaats vinden. Zo vormen ontmoetingen in de context van de provinciale, Vlaamse en Liga competitie een kleiner gevaar omdat hier vaak enkel de spelers aanwezig zijn, zonder al te grote achterban. Dit laat organisatoren toe om maatregelen te treffen die verspreiding van een infectieziekten kunnen tegen gaan. Toernooien, daarentegen, vormen een groter gevaar. Vaak zitten spelers en toeschouwers dicht bijeen op een tribune waardoor fysiek afstand houden problematisch wordt.

Toch kunnen er maatregelen getroffen worden om de ontmoetingen in competitiecontext terug mogelijk te maken. Een eerste en nogal voor de hand liggende maatregel kan zijn dat men geen hand meer geeft aan het einde van een wedstrijd. Een tweede maatregel kan zijn dat men met twee shuttles speelt, waarvan één shuttle telkens maar door één persoon aangeraakt wordt. Tenslotte zullen we er ons bij moeten neerleggen dat er een tijdje niet gedubbeld en gemixt kan worden. Voldoende afstand houden is bij deze disciplines immers bijna onmogelijk.

Up to the very highest level, amateur sports today almost entirely ignore the extend to which participation and competition may be arenas for infection spread. The resurgence of serious and highly contagious diseases such as measles, along with the potential for spread of emerging infections such as covid-19, present serious risks to athletes, other participants, and spectators. […] Sports organizations should take factors such as disease severity and contagion risks into account in developing their immunization policies. Failure to address the issue of contagious disease, however, cannot be justified in amateur youth sports, as covid-19 has brough to tragically to the world’s attention.

Leslie & John Francis

Professor, University of Utah

Een tweede risico in de verspreiding van infectieziekten ligt bij het sporten zelf. Ondanks het feit dat sporten een positieve invloed heeft op het immuunsysteem geeft zeer intensief sporten net een omgekeerd effect. Het immuunsysteem is tijdelijk verzwakt waardoor sporters een hoger risico lopen om ziek te worden.  Sporters dienen hiervan op de hoogte te zijn en moeten dit risico incalculeren in hun beslissing om zich al dan niet te laten vaccineren.

In Vlaanderen worden kinderen al tegen veel infectieziekten gevaccineerd. Zo worden kinderen, mits schriftelijke toestemming van de ouders of voogd, gevaccineerd door het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) tegen ziektes zoals hepatitis B, mazelen, polio en tetanus. Het CLB stelt zich als doelstelling om een vaccinatiegraad van minimaal 95% te halen, wat toelaat om de volledige uitroeiing van sommige besmettelijke ziekten te realiseren. Maar ook op volwassen leeftijd blijft het aanbevolen om zich te laten vaccineren tegen bepaalde infectieziekten omdat de opgebouwde immuniteit geleidelijk aan afneemt. Zo raad de Vlaamse overheid aan om je om de tien jaar (volledig gratis) te laten vaccineren tegen difterie, tetanus en kinkhoest.

Een eerste argument om zich te laten immuniseren is de persoonlijke bescherming. Veel van de ziektes waarvoor men zich kan immuniseren zijn immers geen pretje. We geven het voorbeeld van kinkhoest, een infectieziekte veroorzaakt door de Bordetella pertussis bacterie. Kinkhoest is erg besmettelijk (R0 tussen de 12 en 17) en wordt voornamelijk overgedragen door druppeltjes wanneer men hoest. De ziekte wordt opgedeeld in verschillende opeenvolgende stadia die beginnen met symptomen van een verkoudheid. Men ontwikkelt daarna een droge hoest die steeds verergert tot langdurige hoestaanvallen gepaard met braken. Uiteindelijk nemen de hoestbuien in aantal en hevigheid af, ongeveer vier weken na aanvang van de ziekte.

Een tweede argument om zich te laten vaccineren is de bescherming van mensen uit je omgeving en je teamgenoten. Wanneer je je laat vaccineren biedt je ook bescherming aan mensen die om verschillende redenen zelf niet gevaccineerd kunnen worden, denk bijvoorbeeld aan iemand die een immuunziekte heeft. Men zou dus kunnen argumenteren dat het onze morele plicht is om teamgenoten te beschermen tegen mogelijke infectieziekten.

Tenslotte nemen we kort de reglementen en websites van de verschillende sportinstanties onder de loep. Een snelle Ctrl-f search doorheen de verschillende reglementen én de website van Badminton Vlaanderen toont ons geen enkele hit op de zoektermen vaccin of infectie, mits een info-post over covid-19 na. In het reglement C100 wordt er slechts éénmaal gesproken over ziekte. De website van Sport Vlaanderen doet het niet veel beter. Ook zij geven geen enkele richtlijn omtrent vaccinaties. Wel geven ze enkele richtlijnen over sporten en ziek zijn. Tenslotte geven ook de websites van Badminton Europe en de Badminton World Federation (BWF) geen enkele richtlijnen.

Badminton is hier zeker geen alleenstaand voorval. Deze bevinding wordt ook gedeeld door John en Leslie Francis wanneer ze naar de bevoegde instanties van andere sporten kijken. Zij concluderen uit hun studie dat men meer aandacht moet geven aan immunisatie tegen infectieziekten binnen de sportwereld en dat bevoegde instanties moeten nadenken over richtlijnen over het al dan niet vaccineren. Op z’n minst moeten sportinstanties hun leden, coaches en officials informeren over de risico’s die gepaard gaan bij infectieziekten.

Referenties